Dankzij het weblog van een oplettende Mattias Gijsbertsen, raadslid te Groningen, zag ik dat staatssecretaris Bijleveld een brief over de staat van het dualisme (pdf) heeft geschreven.
Ik deel de analyse van Mattias. De brief lijkt vooral de positie van B&W te willen versterken. De lokale autonomie wordt wel één keer geprezen, waar het gaat om het schrappen van verplichte beleidsevaluatie, maar verder moet er vooral heel veel in de wet. De raad kan wel wat, zo is het signaal, maar moet je toch vooral niet teveel eigen verantwoordelijkheid geven.
Op welke manier een in de wet vastgelegd presidium moet helpen is mij bijvoorbeeld volstrekt onduidelijk. Het presidium is een afvaardiging van de raad, die over de raadsagenda gaat. Dat werkt bij ons prima, ook zonder wettelijke basis. Uit de brief blijkt ook niet direct wat nou het probleem is. If it ain’t broken, don’t fix it.
De positie van de burgemeester bij de formatie moet sterker worden is een andere gevaarlijke uitspraak. Niet doen. Zolang de burgemeester geen gekozen figuur is (wat mij betreft wordt de burgemeester door de Raad gekozen) heeft die ook geen positie bij de formatie. De partijen zijn best in staat om er samen uit te komen – niemand heeft belang bij een zwak of ruziënd college.
Een belangrijk thema in de gemeenteraden is de werkdruk. Het raadslidmaatschap is een vrijwillige functie, in deeltijd, met een vergoeding voor gedorven inkomsten – de uren die je niet normaal kan werken. Dat is prima, zo blijf je als raadslid ook een beetje burger. Nogal wat raadsleden klagen over de werkdruk, zo denkt 10% van de CDA-raadsleden erover het raadslidmaatschap neer te leggen vanwege de drukte.
Staatssecretaris Bijleveld komt met een rijtje ondoordachte open deuren. “Beter vergaderen” wordt genoemd. Ik ben daar huiverig voor. Niet omdat ik zo graag vergader, maar omdat ik nog steeds het gevoel heb dat we soms wel erg snel door de besluitvorming gaan. En dat terwijl we een hip en uitgebreid systeem hebben om beter te vergaderen. Je boekt er alleen geen tijdswinst mee – hooguit kwaliteitswinst. Dat komt omdat de vergaderdruk mede ontstaat door de grotere hoeveelheid onderwerpen die je als Raad moet behandelen. Onderwerpen als WMO en WWB zijn sinds een aantal jaar van het Rijk naar de gemeente gegaan, en aan over heel veel geld. Dat kost je als raadslid ook tijd.
Meer aandacht voor fractie-ondersteuning is mooi, maar in de praktijk beperkt. Voor een gemeente als Gouda is er te weinig geld om je fractie echt professioneel te laten ondersteunen. Het geld wordt bijvoorbeeld gebruikt voor thema-bijeenkomsten. Je doet daarbij handige kennis op, maar het kost ook tijd. Voor werkdruk helpt het dus niet. Hetzelfde geldt voor de oplossing “opleidingen”. Dat kost extra tijd, en de tijdswinst die je ermee boekt omdat je dan ineens slimmer bent is beperkt. Er is denk ik maar één oplossing: het besef dat het raadslidmaatschap een echte deeltijdbaan is, en dus niet even in een paar uurtjes in de avond gedaan kan worden. Dat mag ook wel voor het geld dat je ervoor krijgt.
Tot slot de positie van college en raad bij raadsvoorstellen. Hier wordt de Raad weer weggezet als een clubje herriemakers. Daarom moet in de wet worden vastgelegd dat het college eerst haar opvatting over een initiatiefvoorstel van de Raad moet geven voor vaststelling. Tegelijk wordt geconstateerd dat dat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn. Dat lijkt mij ook, en daarom is een wetswijziging ook onzin. Als een Raad met een initiatiefvoorstel keihard tegen het college ingaat is er wel meer aan de hand. Dan helpt een wetswijziging niet.
De gedachtegang dat ongewenst gedrag wel verdwijnt als je het in een wet zet, volledig voorbijgaand aan het gezond verstand van mensen, wordt hiermee verder doorgezet. Zorgwekkend. Doe mij maar een staatssecretaris die vertrouwen geeft aan lokale overheden.